Wat na Koala?

Leestijd 4 minuten

Categorie(ën):
[VL-L] Wat na Koala?

Hoe ga je aan de slag met leerlingen in de oranje en de rode zone?

In dit Lexima-Magazine artikel (2023, p. 10-13) gaat auteur en Lexima-trainer Stefanie Keirse dieper in op de uitdaging die de Koalatest met zich meebrengt. Want wat doe je met leerlingen die onvoldoende vaardig zijn in de onderwijstaal, het Nederlands? Een taalintegratietraject opzetten doe je namelijk niet in 1, 2, 3. In de Praktijkgids voor taalondersteuning ziet ze goede handvatten. Stefanie begeleidde ook heel wat Vlaamse pilootscholen bij de implementatie van het digitale leesinterventieprogramma Bouw! dat zeker ook een antwoord op de praktische invulling kan bieden.

Sinds schooljaar 2021-2022 zijn Vlaamse scholen verplicht om aan het begin van de derde kleuterklas (tussen 10 oktober en 30 november) de Koalatest af te nemen. Dit met het doel om eventuele taalachterstand bij kleuters vast te stellen voor de overstap naar het eerste leerjaar. De Koalatest, ontwikkeld door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven, deelt de leerlingen naargelang hun resultaat in een kleurenzone in. Voldoende taalvaardige kleuters krijgen groen. Kleuters in de oranje zone hebben extra ondersteuning nodig. Bij een rode kleur is intensieve begeleiding van de kleuter vereist.

Met de Koalatest als kant en klaar toetsinstrument wil Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts taalachterstanden vroegtijdig vaststellen en er zo voor zorgen dat kleuters de gepaste ondersteuning krijgen om te voorkomen dat kinderen hun hele schoolcarrière achterop hinken. Professor Kris Van den Branden (KUL, 2021) hoopt dat de toets vooral kansen biedt, maar maakt hierbij een belangrijke kanttekening: “Of KOALA een positief effect zal hebben op de taalvaardigheid van de kleuters, zal in de eerste plaats afhangen van het gebruik van het instrument en de opvolging van de toetsresultaten, eerder dan van het instrument zelf.”. De afname van de Koalatest veronderstelt veel extra werk voor een school, maar de resultaten bieden, in combinatie met klasobservaties, een duidelijk inzicht in het taalniveau van het Nederlands, de onderwijstaal. Tijdens deze klasobservaties kunnen leerkrachten een aantal signalen opvangen die wijzen op een grotere kans op leesproblemen in de lagere school. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat o.a. het niet snel kunnen benoemen van kleuren, moeilijk aparte klanken in woorden horen of dyslexie in de familie risicofactoren zijn.

Op de website Fit-voor-Lezen (www.fit-voor-lezen.thomasmore. be), die kadert in het project ‘Valpreventie voor risicolezers: het risico op leesproblemen zien en opvangen’, staat een checklist met 10 signalen voor latere leesproblemen. Deze checklist kan zeker een hulpmiddel zijn bij klasobservaties om vroegtijdig risicolezers te signaleren. Het artikel “Herken kleuters met risico op latere leesproblemen” uit Tijdschrift Taal (2019, jaargang 10, nr.15, auterus NoeLeysen-Simons-Kerckhove) geeft nog meer informatie over de verschillende signalen. Waarom is die preventieve aanpak nu zo belangrijk? Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het effectiever is om leesproblemen te voorkomen dan om bestaande leesproblemen te remediëren of te behandelen (o.a. Torgesen, 1998; Lyon, 1998; Ozernov-Palchik & Gaab, 2016).

De kloof die ontstaat tussen de leesvaardigheid van het kind en dat van de klasgenoten is na één of meer jaar veel groter dan aan de start van de leesontwikkeling, wat het nog moeilijker maakt om te remediëren (Ferrer e.a., 2015; Smits & Braams, 2006). Wanneer de risicolezers reeds vanaf de kleuterschool een preventieve aanpak krijgen, voorkomt men bovendien dat kinderen van bij de start van hun leesontwikkeling frustraties en weinig leesplezier ervaren. Dergelijk negatieve spiraal kan namelijk ook een impact hebben op het opleidingsniveau en de beroepsperspectieven (Mammarella e.a., 2016).

Willen we elk kind een gelijke kans bieden in het eerste leerjaar, dan is de afname van de Koalatest de start en niet het eindpunt. Leerlingen met een zwakke score volgen op school een taalintegratietraject van minstens 1 schooljaar. Voor de organisatie van taalintegratietrajecten kun je als school extra zorguren ontvangen. Sinds het schooljaar '21-'22 kan het taalintegratietraject ook een toelatingsvoorwaarde zijn voor het gewoon lager onderwijs.

Zo’n taalintegratietraject opstellen is geen eenvoudige opdracht voor een school. De Universiteit van Antwerpen, in samenwerking met Odisee en Thomas More, publiceerden naar aanleiding van de door het ministerie geïnitieerde onderzoeksopdracht, een Praktijkgids voor taalondersteuning.

Deze biedt bouwstenen voor effectieve taaltrajecten. Een taalintegratietraject moet leerlingen met nood aan taalsteun duurzame, intentionele en intensieve taalleerkansen bieden in de onderwijstaal.

Deze trajecten vragen bijgevolg een visie op lange termijn, zijn niet vrijblijvend of toevallig en worden frequent aangeboden aan de leerlingen. Verwacht van deze praktijkgids geen kant-en-klare lessen, maar wel duidelijke handvatten om een taalintegratietraject te ontwerpen. De 6 bouwstenen waaruit deze handvatten bestaan vormen samen het fundament voor een sterk taaltraject.

  • Bouwsteen 1: tips voor de organisatie van het traject
  • Bouwsteen 2: verdieping rond de opbouw van het traject
  • Bouwstenen 3 en 4: de belangrijkste mondelinge en schriftelijke taaldoelen
  • Bouwsteen 5: begeleiding bij de kwaliteit van de instructie
  • Bouwsteen 6: leerlingen monitoren en beschikbare ondersteuning voor de leerkracht

Met deze handige praktijkgids kunnen leerkrachten en scholen concreet aan de slag om hun taalintegratietraject vorm te geven! Kleuterleerkrachten vervullen een cruciale rol bij het vroegtijdig signaleren van latere leesproblemen en de ontwikkeling van voorbereidende leesvaardigheden. Door een preventieve aanpak in de derde kleuterklas krijgen de risicoleerlingen een voorsprong. Onderzoek bevestigt dat een aangehouden interventie een langdurig beklijvend effect heeft, zelfs tot in het zesde leerjaar (Regtvoort, Zijlstra & van der Leij, 2013). Meer investeren in een preventieve aanpak, zal de nood aan en frequentie van remediëren verminderen. Als dat geen mooie doelstelling is voor het onderwijs.

Referenties Ferrer, E., Shaywitz, B. A., Holahan, J. M., Marchione, K. E., Michaels, R., & Shaywitz, S. E. (2015). Achievement Gap in Reading Is Present as Early as First Grade and Persists through Adolescence. Journal of Pediatrics, 167(5), 1121-1125.e2. https://doi.org/10.1016/j.jpeds.2015.07.045 Thomas More (2022). Fit-voor-lezen. Geraadpleegd op 28/11/2022 van fit-voor-lezen.thomasmore.be Geudens, A., Schraeyen, K., Taelman, H., Trioen, M., Casteleyn, J., Simons, M., & Smits, T.F.H. (2021). Bouwstenen voor effectieve taaltrajecten. Prakijktgids voor taalondersteuning in het kleuter-, lager en secundair onderwijs. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.  Loman, F. , Vandommele, G. & K. Van den Branden (2021). Taalscreening voor kleuters: kansen grijpen! In: Kleuters  en ik, jrg. 38/1 , p. 5-10. Lyon, R. G. (1998). The NICHD research program in reading development, reading disorders and reading instruction: A summary of research findings. New York: The National Center for Learning Disabilities. Mammarella, I. C., Ghisi, M., Bomba, M., Bottesi, G., Caviola, S., Broggi, F., & Nacinovich, R. (2016). Anxiety and depression in children with nonverbal learning disabilities, reading disabilities, or typical development. Journal of Learning Disabilities, 49(2), 130–139. https://doi.org/10.1177/0022219414529336 Noé, M., Leysen, H., Simons, J. & Van Kerckhove, E. (2019). Herken kleuters met risico op latere leesproblemen. Tijdschrift Taal, 10(15), 14–19. https://www. tijdschrift-taal.nl/documenten/archief/taal/p14-p19_Noe-Leysen-Simons-Kerckhove_Herken.pdf Ozernov-Palchik, O., & Gaab, N. (2016). Tackling the “dyslexia paradox”: Reading brain and behavior for early markers of developmental dyslexiax. Wiley Interdisciplinary Reviews: Cognitive Science, 7(2), 156–176. https://doi.org/10.1002/wcs.1383 Regtvoort, A., Zijlstra, H., & van der Leij, A. (2013). The effectiveness of a 2-year supplementary tutor-assisted computerized intervention on the reading development of beginning readers at risk for reading difficulties: A randomized controlled trial. Dyslexia, 19(4), 256-280. Smits, A. & Braams, T. (2006). Dyslectische kinderen leren lezen. Amsterdam, Nederland: Boom Staels, E. & Van den Broeck, W. (2017). Preventie van leesproblemen. Kenmerken van goed leesonderwijs en een goede voorbereiding bij kleuters. Caleidoscoop, 29(4), 15-21 Torgesen, J. K. (1998). Catch them before they fall: Identification and assessment to prevent reading failure in young children. American educator, 22, 32-39