Kinderen met dyslexie ondervinden hardnekkige problemen bij lezen of spellen. Zelfs na veel oefenen blijft het voor hen erg moeilijk om letters naar klanken om te zetten (lezen), of klanken naar letters (schrijven). Kinderen met dyscalculie hebben hardnekkige problemen in het omgaan met numerieke informatie. Ook bij hen komt dit neer op een automatisatieprobleem. De klok en maaltafels leren, hoofdrekenen en vooral schattend rekenen kunnen voor hen echte struikelblokken zijn.
Diagnose wordt pas gesteld bij een ernstige achterstand die hardnekkig blijkt en wanneer de oorzaak niet buiten het kind valt. De factor hardnekkigheid betekent dat het probleem niet verdwijnt na een intensieve periode van extra instructie (die minstens 6 maand moet zijn) of remediëring. Deze kinderen blijven bij de zwakste 10% op het vlak van lezen, spellen en rekenen.
Dyslexie en dyscalculie zijn aangeboren leerstoornissen, dus geen blijk van een cognitieve achterstand of een gevolg van omgevingsfactoren (zoals bijv. corona). Heel vaak kampen kinderen met meer dan één leerstoornis tegelijk. We noemen dit een comorbide of dubbele diagnose. Zo heeft 17 tot 70% van de kinderen met dyscalculie ook moeite met lezen en/of spelling, waarbij vooral de spellingproblemen opvallend vaak aanwezig zijn. Ondanks hun inzet halen kinderen met een leerstoornis zoals dyslexie of dyscalculie vaak minder goede punten op school, ook al zijn ze even intelligent als hun klasgenoten.